Paragrafen

Paragraaf 2 Weerstandsvermogen en risicomanagement

3D (Jeugd, Wmo en Participatie)  
Bij het vaststellen van de Begroting 2023 zijn voor het uitvoeren van de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet onderstaande risico’s onderkend.

  • Het open einde-karakter van de regelingen. Vanwege de complexiteit en de beperkte beïnvloedbaarheid (resultaat en effect) zijn de uitgaven en inkomsten moeilijk voorspelbaar.
  • Er is onduidelijkheid over het verloop en de omvang van de rijksbijdragen voor Wmo, Jeugdwet, Participatie en de Wet Inburgering. Voor de Participatiewet deed het Rijk voor 2023 incidentele toezeggingen. Voor de Jeugdwet ontvingen we in 2023 incidentele middelen. Meer structurele afspraken zijn nog niet helder. De rijksbijdrage die wij ontvangen voor de Wet Inburgering sluit niet aan bij de werkelijke instroom van asielmigranten. Het rijk heeft niet toegezegd de uitvoeringskosten aan te passen aan de realiteit.
  • Volume- en prijsontwikkelingen.
  • In verband met het abonnementstarief Wmo nemen de inkomsten uit eigen bijdragen af en is sprake van een aanzuigende werking. De kosten voor (vooral) Wmo huishoudelijke ondersteuning nemen nog steeds toe.
  • Op Jeugd vormt met name de individuele, specialistische en daarmee dure zorg een risico. In verband met wachtlijsten en opnamestops hebben wij geen volledig zicht op de vraag naar Jeugdhulp. Bij kinderen die (langdurig) op een wachtlijst staan, bestaat het risico dat daardoor zwaardere hulp nodig is.
  • Er is onduidelijkheid over het effect van de nieuwe regionale inkoopstrategie Wmo en Jeugd. Dit proces kost veel ambtelijke capaciteit. Hiervoor is in 2021 een grove inschatting gemaakt door een extern bureau. Deze inschatting is gebaseerd op verschillende aannames. Denk aan de huidige beschikbare capaciteit, het aantal pilots dat opgezet zal worden en de aanname dat sommige werkzaamheden komen te vervallen, waardoor die capaciteit vrijkomt. In 2022 zou duidelijk worden in welke mate de aannames realiteit zijn. Echter, de onduidelijkheid blijft omdat de inkoop is vertraagd vanwege twee ingediende klachten. Dit brengt opnieuw extra kosten met zich mee. Bovendien is naast de extra capaciteit een investeringsbudget nodig om de pilots te kunnen uitvoeren. Voor hetzelfde product bestaan dan namelijk twee verschillende systemen die naast elkaar draaien. De kosten hiervoor zijn afhankelijk van de pilots. Daar is op dit moment nog geen inschatting van gemaakt. Ook verwachten we met de nieuwe inkoop een stijging van de tarieven van circa 5 tot 7%.
  • Er is onduidelijkheid over het effect van de verdere decentralisatie van Beschermd Wonen. Het woonplaatsbeginsel en het financieel verdeelmodel zijn uitgesteld naar 1 januari 2024. Dit houdt in dat Nijmegen in 2023 alle financiële middelen ontvangt voor beschermd wonen, terwijl wij inhoudelijk verantwoordelijk zijn. Daarmee bestaat het risico dat gemeente Nijmegen niet alle benodigde middelen aan ons beschikbaar stelt.
  • Afhankelijk van ontwikkelingen kan het nodig zijn om extra capaciteit in te zetten.

De uitgaven en het beschikbare budget worden via de vaste P&C-cyclus nauwgezet gevolgd. Waar noodzakelijk worden zij bijgesteld met voorgestelde maatregelen.

In 2023 is er vanuit de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet geen negatieve impact geweest die invloed had op onze financiële positie. De Wet Wijziging woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet met ingang van 1 januari 2022 hadden in 2023 geen noemenswaardig financieel effect. De beschreven onzekerheid over de bekostiging van de Wet inburgering met ingang van 2022 heeft zich in 2023 niet voorgedaan. Voor de bekostiging ontvingen we een specifieke uitkering die wordt ingezet via de regio.

Deze pagina is gebouwd op 06/04/2024 13:58:36 met de export van 06/04/2024 13:52:02